Volgens diverse wetenschappelijke onderzoeken klopt het dat er suggereert wordt dat kinderen en volwassenen met autisme vaak selectief zijn in hun eetgedrag en beperkte voedselvoorkeuren hebben.
Dit fenomeen staat bekend als 'voedselselectiviteit' of 'selectieve voedselinname'.
Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor dit gedrag bij mensen met autisme:
Sensorische gevoeligheid: Mensen met autisme kunnen overgevoelig zijn voor bepaalde texturen, smaken, kleuren of geuren van voedsel. Ze kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met bepaalde texturen zoals glad of korrelig voedsel, of ze kunnen gevoelig zijn voor sterke smaken of aroma's.
Rigide gedrag: Mensen met autisme kunnen een sterke behoefte hebben aan routine en voorspelbaarheid. Ze kunnen vasthouden aan bekende voedselkeuzes en weerstand bieden aan het proberen van nieuwe voedingsmiddelen vanwege angst voor het onbekende of veranderingen in hun dagelijkse routine. Is ook afhankelijk op welke manier hier wordt mee omgegaan. Soms is er reeds een voedsel afkeer voordat de diagnose van autisme is vast gesteld, maar blijft dit in de betrokken hun hoofd zitten en soms moeilijk weg te krijgen.
Orale motorische vaardigheden: Sommige mensen met autisme kunnen moeite hebben met de motorische vaardigheden die nodig zijn voor het eten van bepaalde voedingsmiddelen, zoals het kauwen en slikken. Dit kan leiden tot voorkeuren voor zachtere of vloeibare voedingsmiddelen.
Onderliggende medische aandoeningen: Soms kunnen medische problemen zoals gastro-intestinale problemen, voedselallergieën of intoleranties bijdragen aan selectief eetgedrag bij mensen met autisme. Vooral bij kinderen worden soms de voedselallergie- en of intoleranties niet meteen ernstig genomen en zoekt men naar allerlei andere oorzaken. Zoals vb. ruzie op school, zenuwen voor een toets, …
Diverse studies hebben gesuggereerd dat bepaalde voedingsstoffen, zoals vitaminen en mineralen, bij sommige mensen met autisme mogelijk lager zijn dan gemiddeld.
Enkele van de voedingsstoffen waarvan is gesuggereerd dat ze mogelijk een rol spelen bij autisme, zijn onder meer:
Omega-3 vetzuren: Sommige onderzoeken hebben gesuggereerd dat omega-3 vetzuren, zoals die worden aangetroffen in vette vis, belangrijk kunnen zijn voor de cognitieve ontwikkeling en het gedrag, waaronder mogelijk bij mensen met autisme.
Vitamine D: Een aantal studies heeft een verband gesuggereerd tussen een lage vitamine D-status en autisme. Vitamine D is belangrijk voor botgezondheid, immuun functie en mogelijk ook neurologische ontwikkeling.
Magnesium: Sommige onderzoeken hebben een verband gesuggereerd tussen lage magnesiumniveaus en symptomen van autisme, zoals hyperactiviteit en gedragsproblemen.
Zink: Een tekort aan zink is geassocieerd met verschillende neurologische aandoeningen, en sommige onderzoeken hebben gesuggereerd dat mensen met autisme mogelijk lagere zinkniveaus hebben dan mensen zonder autisme.
Bovendien is het cruciaal om individuele behoeften te beoordelen via voedingsanalyse en indien nodig supplementen te gebruiken onder begeleiding van een gekwalificeerde zorgverlener.
Niet ieder supplement geeft dezelfde uitwerking.
Het is belangrijk om te benadrukken dat selectief eetgedrag bij mensen met autisme
niet noodzakelijkerwijs betekent dat ze 'autistisch zijn vanwege hun voeding'.
Maar onderzoek wijst uit dat vaak diverse aan bovenstaande voedingsstoffen tekorten
vertonen vanwege hun vaak beperkt voedingspatroon.
Het kan eerder een symptoom zijn van de brede diversiteit
aan uitdagingen waarmee mensen met autisme te maken hebben.
Het is essentieel om begripvol en geduldig te zijn bij het omgaan met voedselvoorkeuren en
om mogelijke onderliggende problemen te onderzoeken met de hulp van medische professionals en voedingsdeskundigen.
De doelstelling is om tot een gezond voedingspatroon te komen zodat al de voedingsstoffen door het lichaam opgenomen worden,
om een zo gezond mogelijk lichaam te hebben.
Dit is niet altijd eenvoudig en vraagt vaak veel geduld.