Transplantatie is een nog vrij nieuwe toepassing binnen de geneeskunde die steeds meer en meer aan bod komt. Vele levens kunnen hierdoor gered én verlengd worden.
Dit artikel biedt inzicht in wat transplantatie precies inhoudt, welke organen en weefsels kunnen worden getransplanteerd, en waarom een HLA-match (Human Leukocyte Antigen) van cruciaal belang is om afstoting te voorkomen.
De kracht van transplantatie
Deze medische procedure redt het leven van mensen door beschadigde of falende organen en weefsels te vervangen door gezonde exemplaren van donoren.
Het doel is de gezondheid én kwaliteit van leven van de ontvanger te verbeteren door zijn disfunctionele of verloren biologische structuren te vervangen. Orgaan- en weefseldonaties zijn van vitaal belang voor patiënten met als eindstadium orgaanfalen of levensbedreigende aandoeningen.
De mogelijke transplantaties
Er zijn een heleboel organen/weefsel/cellen die als transplant gebruikt kunnen worden. Hier volgt een overzicht van de meest voorkomende transplantaties:
- Nier: Bij ernstige renale insufficiëntie
- Hart: Bij terminaal hartfalen
- Lever: Bij cirrose of leverkanker
- Cornea: Bij dystrofie of bij keratitis
- Pancreas: Bij diabetes
- Dunne darm: Bij dunne darm kanker
- Huid: Bij verbranding
- Beenmerg: Bij leukemie of bij primaire immuundeficiëntie
- Longen: Bij longfibrose of bij COPD
Het belang van HLA-matching
Een HLA (Human Leukocyte Antigen) match verwijst naar de mate van compatibiliteit tussen de weefseltypen van een donor en een ontvanger bij orgaan- of weefseltransplantatie. Hoe beter de match, hoe lager het risico op afstoting. HLA-matching is dus cruciaal voor een succesvolle transplantatie. Er zijn verschillende manieren waarop men een match kan vinden, met name autoloog (patiënt zelf), syngeneïsch (ééneiige tweeling),
allogeneïsch (familielid) of gematcht (niet-verwant maar voldoende gelijkenis).
Afstoting en immunotherapie
Afstoting in de context van transplantatie verwijst naar de immuunrespons van het lichaam van de ontvanger tegen het getransplanteerde orgaan of weefsel. Dit gebeurt wanneer het immuunsysteem van de ontvanger het getransplanteerde materiaal als vreemd herkent en probeert te vernietigen. Afstoting kan leiden tot het falen van de transplantatie en vereist de nodige behandeling.
Immunosuppressiva
Immunosuppressieve medicijnen werden ontworpen om de immuunrespons tegen het ‘nieuwe’ orgaan te onderdrukken om zo verdere schade aan de transplantatie te voorkomen.
Deze geneesmiddelen helpen de balans te vinden tussen het behouden van het transplantaat enerzijds en het verminderen van het risico op infecties anderzijds. Immunosuppressiva kunnen de werking van cytokines (eiwitten die de immuuncellen aansturen) beïnvloeden, de aanmaak van cytokines stilleggen, de immuuncellen (T- en B-cellen) zelf inhiberen of inwerken op het DNA.
De meest gebruikte medicatie omvat:
- Glucocorticoïden: inhibitie van cytokineproductie en T/B-cel proliferatie en anti-inflammatoir
- Cyclosporine en Tacrolimus: calcineurine-antagonist
- Mycofenolaat: inhibitie IMP-dehydrogenase
- Azathioprine: inhibitie purinesynthese
- Cylcofosfamide: covalente binding aan DNA
- Anti-lymfocyt monoclonale lichamen (bv alemtuzumab, basiliximab) inhibitie T/B-cel receptoren
Conclusie
Transplantatie is een medische triomf die vele levens herstelt en dus verlengd. Het belang van HLA-matching en het juiste gebruik van immunosuppressiva zijn cruciaal om transplantaties succesvol te maken en de hoop van ontvangers te vervullen. Het blijft een veld van voortdurende vooruitgang en hoop voor patiënten wereldwijd.