In 2021 hadden naar schatting 537 miljoen (dus 1 op 10) volwassenen (20-79 jaar) diabetes én dit cijfer blijft zorgwekkend stijgen. Deze ziekte komt overal in de wereld voor en is dus niet beperkt tot één bevolkingsgroep. 1 op 2 diabetespatiënten weet zelfs niet dat ze deze ziekte effectief hebben. In dit artikel wordt dieper ingegaan op het ontstaan van diabetes en kom je iets meer te weten over de recentste aanpak van behandeling.
Wat gebeurt er in ons lichaam als we iets eten?
Na de inname van een maaltijd, stijgt de concentratie van
glucose in ons bloed. Glucose is een vorm van suiker dat behoort tot de koolhydraten. De hoeveelheid glucose in je bloed weerspiegelt je
bloedsuikerspiegel. Deze stijgende concentratie leidt tot een vrijstelling van
insuline waardoor de
lever het glucose gaat opnemen. Ook de opname van glucose in de skeletspier en de vetcellen wordt verhoogd. De lever zorgt er dus voor, door vrijstelling van insuline, dat de concentratie glucose in het bloed beperkt blijft. Insuline is een hormoon dat aangemaakt wordt in de beta-cellen van de eilandjes van Langerhans, die zich bevinden in de
pancreas
of
alvleesklier.
Wat is diabetes?
Diabetes, ook wel diabetes mellitus genoemd, is een
stofwisselingsziekte gekenmerkt door een teveel aan suiker in je bloed. Deze
hyperglycemie is het gevolg van een tekort aan insuline of van het feit dat het aanwezige insuline
niet meer optimaal werkt.
Diabetes kan men onderverdelen in 4 types. We concentreren ons in dit artikel op de 2 belangrijkste en meeste voorkomende vormen, naast de zwangerschapsdiabetes (door een verhoogde stress op de koolhydratenstofwisseling kan het insulinereserve tekort schieten) en de secundaire diabetes (veroorzaakt door andere ziekte-aandoeningen)
Diabetes mellitus type 1 (T1DM)
Algemeen
Bij deze vorm zijn de beta-cellen in de pancreas vernietigd waardoor er een
absoluut tekort is aan
insuline. Meestal gebeurt dit door een
auto-immuunreactie, waarbij je eigen weerstand zich keert tegen je eigen lichaamscellen. T1DM kan op elke leeftijd starten, maar verschijnt meestal
acuut bij
jonge mensen (< 40 jaar). Het is een niet-rechtstreeks overgeërfde ziekte en maximum
15% van alle diabetes gevallen heeft type 1.
Als gevolg van het insulinetekort en de verhoogde bloedsuikerspiegel, komt de stofwisseling van ons lichaam in ernstige problemen. Wanneer de glycemie boven de nierdrempel komt, wordt glucose met de urine uitgescheiden. Dit gaat gepaard met verlies van water en elektrolyten. Deze
polyurie leidt tot uitdroging waardoor er een
dorstgevoel ontstaat. Ons lichaam zal op andere manieren aan glucose moeten geraken en doet dan beroep op het eiwit- en vetmetabolisme. Maar het toegenomen aanbod van de vetzuren leidt in de lever dan weer tot een stijging van
ketonlichamen, waarvan hoge concentraties resulteren in een levensbedreigende
keto-acidose (verzuring van het bloed). De afbraak van eiwitten en vetten leidt tot weefsel- en dus
gewichtsverlies.
Hoewel de vernietiging van de beta-cellen niet acuut gebeurt, is de start van de symptomen wel vrij plots (dagen-weken). Verhoogde glucose- en ketonenconcentraties worden meteen waargenomen in het bloed. Detectie van insuline-antilichamen bevestigen de diagnose.
Behandeling
Type 1 diabetes wordt behandeld met
insuline, via een insulinepen of een insulinepomp. Behandeling gebeurt via een regime dat de normale insulinesecretie nabootst, namelijk meervoudige dagelijkse
injecties met korte- en langwerkende insulines of een continue insuline
infusie. De hoeveelheid en de soort wordt afgestemd op het eetpatroon, maar ook op de koolhydrateninname en op de levensstijl. Dit is natuurlijk afhankelijk van persoon tot persoon. De behaalde doelstellingen zijn dan ook zéér individueel afhankelijk en er wordt gestreefd naar zo haalbaar mogelijke waarden. Daarbij komt ook nog dat situaties zoals koorts, ernstige infecties, stresstoestanden (operatie, trauma) meer insuline vergen dan nodig dus aanpassingen zijn steeds noodzakelijk.
Wanneer je teveel insuline hebt ingespoten, een maaltijd hebt overgeslagen of een serieuze fysieke inspanning hebt geleverd, kan het omgekeerde gebeuren en dalen de suikerwaarden waardoor de kans op een
hypoglycemie
verhoogt. De gevolgen van een ernstige hypoglycemie zijn heel ernstig en zelfs levensbedreigend. Dit is dan ook een zéér belangrijke doch veel voorkomende nevenwerking van de insulinetherapie. Daarom is het van essentieel belang dat symptomen tijdig herkend worden om zo de toestand van de patiënt zo snel mogelijk te normaliseren.
Diabetes mellitus type 2 (T2DM)
Algemeen
Bij deze vorm is de hyperglycemie het gevolg van een
relatief tekort aan
insuline. Er is nog een insulinesecretie, maar onvoldoende en dit door een verminderde gevoeligheid voor insuline. Deze
insulineresistentie is een typisch kenmerk voor T2DM. De beta-cellen worden hier dus niet vernietigd door ons immuunsysteem. De
acute symptomen zijn
minder uitgesproken dan bij T1DM omdat de pancreas nog steeds insuline aanmaakt. Er zal echter steeds meer insuline nodig zijn om aan een maximale respons te komen. Deze vorm, ook
ouderdomsdiabetes genoemd, start meestal vanaf 50 jaar en omvat bijna
90% van alle diabetesgevallen. De aandoening is
polygenetisch (vele genen dragen elk een beetje bij tot de gevoeligheid) en
multifactorieel. Daar
overwicht geen invloed heeft bij T1DM, is dit bij type 2 in bijna 80% van de gevallen aanwezig. Ook hoge bloeddruk en te hoge cholesterolspiegels spelen een rol.
Bij T2DM is er dus geen acute start van de typische symptomen waardoor deze ziekte lang
onopgemerkt blijft. Diagnose gebeurt meestal bij een toevallige bloedname of als er klachten zijn van typische diabetescomplicaties aan de ogen, de nieren of het hart. Langdurige hyperglycemie verhoogt immers het risico op micro -en macrovasculaire aandoeningen.
Behandeling
Preventie is héél belangrijk om de epidemie van T2DM een halt toe te roepen. Ook type 2 diabetespatiënten hebben alle baat bij een aangepaste levensstijl. Algemeen geldt:
voorkom
of stel de complicaties uit én optimaliseer de levenskwaliteit. De doelstellingen hier zijn ook voor elke patiënt anders, individueel wordt bekeken wat haalbaar is.
Studies tonen aan dat door intensieve
leefstijlaanpassingen het risico op het optreden van T2DM met meer dan 50% over een periode van 3 jaar vermindert. Meer controle op de BMI, aangepaste voedingspatronen en een verhogen van de fysieke activiteit dragen bij tot een optimalisatie van het gewicht. Op deze manier kunnen vooropgestelde streefwaarden voor de glucoseparameters, bloeddruk en cholesterol beter bereikt worden. Ook rookstop is essentieel.
Is deze aanpassing niet voldoende, dan zijn er een heleboel
geneesmiddelen ter beschikking om T2DM te behandelen. Om tot een optimale therapie te komen, is een zeer lange opvolging van de patiënt nodig. De grote veranderingen in leefstijl en het gebruik van geneesmiddelen zorgen echter voor veel
problemen qua
therapietrouw. Meestal voelt een type 2 diabetespatiënt zich immers niet ziek en vraagt hij zich af waarom dit allemaal nodig is.
Insuline in monotherapie is
geen 1e lijnbehandeling voor deze vorm van diabetes. Dit gaat vaak gepaard met ongewenste gewichtstoename die de insulineresistentie nog kan verergeren, er is het risico op hypoglycemie en insuline beschermt deze personen niet volledig tegen een verhoogd risico op de hart -en vaatziekten en andere complicaties.
Tot enkele jaren geleden was de behandeling vrij eenvoudig. Men startte altijd eerst met een geneesmiddel op basis van
metformine (doet de glucoseproductie afnemen en de perifere glucoseopname stijgen). Dit actief bestanddeel geeft geen gewichtstoename en geen risico op hypoglycemie. De maagdarmklachten kunnen vermeden worden door het in te nemen bij de maaltijd. De ernstige keto-acidose bijwerking komt zeer zelden voor. Indien er onvoldoende respons was, vulde men de therapie
aan met een 2e of een 3e glucoseverlagend geneesmiddel, om in de laatste fase eventueel de combinatie aan te gaan met insuline. Vele van deze aanvullende therapieën beïnvloeden de glucosespiegel positief, maar hun doeltreffendheid was, net zoals insuline, eerder beperkt op de hart-, vaat- en nierziekten.
Sinds 2019 worden er
nieuwe richtlijnen gevolg voor de T2DM behandeling. Voor België betekent dit concreet het volgende. Naast de basisbehandeling van metformine in combinatie met leefstijlaanpassingen wordt eerst nagekeken of er een bestaand cardiovasculair lijden enerzijds of een hartfalen/nierlijden anderzijds aanwezig is. Aanvankelijk van wat hier primeert, wordt er dan gekozen voor medicatie die bijkomend
een beschermend en gunstig
effect hebben op het hart en/of de nier. Is er geen voorafbestaand lijden aanwezig, gaat men nagaan wat de prioriteit is. Is hypoglycemie vermijden het belangrijkste of staat gewichtsverlies (en zeker geen toename) op de voorgrond?